Toen Evan Möring (30) Journalistiek studeerde vroeg hij zich al af of hij dat fulltime leuk zou vinden. Hij wilde er sowieso iets naast gaan doen. Het onderwijs was een van de opties. Coronatijd gaf de doorslag. Evan wilde meer mensen om zich heen, meer vastigheid en vooral het gevoel dat hij iets kon bijdragen aan de maatschappij.
“In mijn afstudeerjaar op de School voor Journalistiek had ik al met mijn studiebegeleiders besproken dat ik misschien liever het onderwijs in wilde. Zij vertelden me welke wegen ik kon bewandelen. Ik besloot eerst een paar jaar als freelancejournalist aan de slag te gaan en werkte daarnaast een tijdje bij de NS. Als ik eind twintig was, zou ik opnieuw bekijken of ik nog steeds het onderwijs in wilde.”
Waarom wachten?
“Steeds meer werd duidelijk dat het freelanceleven van een journalist niet goed bij mij paste. Ik werd daar gewoon niet blij van. En al schreef ik meerdere verhalen op een dag, dan nog had ik niet het gevoel dat ik maatschappelijk echt iets had bijgedragen. In coronatijd dacht ik: waarom nog wachten, waarom niet nu de overstap maken? Mijn vriendin begon net met haar master Geneeskunde, dus dat was een mooi moment om samen aan iets nieuws te beginnen.”
Zij-instromen
“Ik had al veel gehoord en gelezen over het zij-instroomtraject. Je moet een hbo- of universitaire opleiding hebben afgerond, voldoende maatschappelijke en beroepservaring hebben en een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Vervolgens kun je direct betaald ervaring opdoen en een portfolio opbouwen. Daarin beschrijf je als docent verschillende casuïstiek en ervaringen. Uiteindelijk komt iemand van de opleiding op lesbezoek om je te beoordelen. Als dat allemaal goed verloopt, kun je starten met de opleiding en moet je binnen twee jaar je lesbevoegdheid halen.”
Grootste kans
“Ik wilde het liefst lesgeven in maatschappijleer of geschiedenis, maar het vak Nederlands sprong eruit in de vacaturebanken. Dat was mijn grootste kans om binnen te komen in het onderwijs. Van daaruit zou ik verder kijken, hoe en wat. Ik heb twee scholen aangeschreven, een mbo en het Alberdingk Thijm College (ATC). Beide scholen heb ik kunnen overtuigen van mijn interesse in het onderwijs. En beide gaven me de kans om te starten als associate Nederlands. Daar ben ik dankbaar voor.”
Meteen het diepe in
“Ik koos voor het ATC en startte drie maanden met drie klassen, om te kijken of het onderwijs bij mij paste en andersom. Eerst heb ik een paar lessen meegekeken. Daarna mocht ik meteen het diepe in en zelf voor de klas. Na de zomervakantie ging ik bijna fulltime lesgeven om mijn portfolio op te bouwen. Een half jaar later startte ik met de zij-instroomopleiding. Toen ben ik mijn eigen lessen gaan vormgeven. Met de sectievoorzitter nam ik door: wat moeten ze leren, waar moet ik rekening mee houden? Daarnaast werd ik gekoppeld aan een collega aan wie ik alles kon vragen en van wie ik veel heb opgestoken.”
Belangrijke basis
“Het portfolio is erg uitgebreid. Het is de basis van je opleiding. Op het ATC werd ik daarbij goed geholpen door interne begeleiders. Ik kon hun altijd vragen om feedback en tips, ook tijdens mijn opleiding. Ook organiseert het ATC bijeenkomsten voor de zij-instromers, zodat je ervaringen kunt uitwisselen. Ik weet niet of elke school zulke goede begeleiding geeft. Mijn tip: informeer ernaar als je solliciteert.”
Een goed gevoel
“Mijn eerste twee weken op het ATC waren online, vanwege corona. Dus ik gaf al les op deze school voordat ik er ooit was geweest. Een gekke periode. Na een week of drie begonnen we weer met halve klassen. Toen ontmoette ik voor het eerst mijn collega’s. Ik had meteen dat fijne, gezellige gevoel dat ik kende van mijn middelbareschooltijd. Maar vooral had ik aan het einde van mijn lesdag het gevoel dat ik echt iets had bijgedragen.”
Verschil maken
“Toen ik zelf op de middelbare school zat, had ik thuis een heel lastige situatie met zieke ouders. Mijn lerares Frans heeft me erdoorheen gesleept die laatste jaren. Zij zorgde ervoor dat ik kwam opdagen. Toen ik uiteindelijk zelf het onderwijs inrolde, heb ik haar gelijk een berichtje gestuurd: ‘Ik ben u nooit vergeten. Heel erg bedankt voor alle moeite die u in mij heeft gestoken.’ Ik wil net als zij een docent zijn die echt luistert naar zijn leerlingen en zich inzet voor hun ontwikkeling.”
Draai gevonden
“Ik werk hier nu ruim drie jaar, met heel veel plezier. Naast Nederlands geef ik het vak ‘digitale wereld’. Ook ben ik mentor van een aantal klassen. Het eerste jaar was voor mij echt een beetje zwemmen. Er komt zoveel op je af. Maar ik dacht: als ik blijf drijven komt het goed. In mijn tweede jaar ging het al stukken beter en kon ik mijn lessen perfectioneren, in mijn derde jaar ben ik echt geland. Dan weet je wat werkt en wat niet. Afgelopen september ben ik gestart met de eerstegraadsopleiding. Dan kan ik ook aan de bovenbouw en examenklassen lesgeven. Als ik daarmee klaar ben, zou ik er nog wel een of twee vakken bij willen nemen. Ik heb hier echt m’n draai gevonden.”
De wereld ontdekken, dat is wat Yvonne Ovink het liefst wilde. Na het havo ging ze dan ook een jaar als uitwisselingsstudent naar Amerika. En tijdens haar studie Economie, met de richting Toerism Management, liep ze stage in Australië. Na haar afstuderen werkte ze zeven jaar als account- en projectmanager bij reclamebureaus in Nederland, tot ze merkte dat daar haar hart niet lag.
De keuze voor een vervolgstudie na de middelbare school was voor Annabel Rigter niet ingewikkeld. Al van jongs af aan vond ze geschiedenis interessant. En in haar rol als volleybaltrainer ontdekte ze dat ze het leuk vond om les te geven. “Dus ik dacht: ik combineer het gewoon en ga het allebei doen.”
Als kind wilde Joey Soumokil piloot worden, maar door zijn beperkte zicht bleef dat helaas een jongensdroom. Rechter leek hem ook een mooi beroep. Of advocaat, dominee of leraar: “Iets waarmee ik mensen iets kan bijbrengen.” Nu staat hij als muziekleraar voor de klas, daarnaast heeft hij zijn eigen bedrijf als producer van gamemuziek.
Zijn kinderdroom was profvoetballer worden. Later werd dat archeoloog, omdat hij geschiedenis zo leuk vond. Dat vormde uiteindelijk ook het bruggetje naar het docentschap, maar na de middelbare school volgde Kaan Karakoc eerst de mbo-studie Pedagogisch Medewerker. Hij werkte kort op een sport-BSO, maar dacht: is dit het nou? Ik wil meer. Vrienden zeiden: waarom word jij geen leraar?
“Ik krijg wel eens de vraag: als je geen docent was geworden, wat was je dan gaan doen? Dan blijft het bij mij heel lang stil. Ik heb eigenlijk nooit een andere ambitie gehad dan voor de klas staan.” Wendy van Capelle werkt al twintig jaar in het onderwijs, waarvan achttien jaar op het Vituscollege in Bussum waar zij economie en bedrijfseconomie geeft.
Mieke Staal studeerde af aan de Academie Mens & Arbeid in de richting ‘personeel en arbeid’. Bijna tien jaar was ze binnen dat werkveld actief, met name in de re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Tot het vercommercialiseren van die sector ervoor zorgde dat ze dacht: ik moet hier weg! Ze maakte de overstap naar het onderwijs. Daar rijgt ze verschillende onderwijskundige rollen aan elkaar, met als rode draad: trainen, coachen en begeleiden van jonge en volwassen mensen.
“Ik heb eerst theologie gestudeerd aan het hbo om mijn propedeuse te halen. Daarna ben ik geschiedenis gaan doen aan de universiteit. Mijn interesse lag daar en ik wilde me er graag verder in verdiepen. Ik dacht: ik zie tijdens de studie wel welke kant het opgaat. Mark Rutte heeft ook geschiedenis gestudeerd, dus je weet nooit waar je eindigt. Ik doe gewoon wat ik leuk vind.”
Patriek Kerkhoff (52) werkt na zijn studie politicologie lange tijd bij Defensie. Daarna is hij wethouder in Laren en bekleedt hij verschillende financieel-economische functies. Drie jaar geleden besluit Patriek de overstap te maken naar het voortgezet onderwijs. Per toeval krijgt hij zijn oude middelbare school in Huizen als stageplaats aangewezen. Inmiddels staat hij voor het tweede jaar daar op de Huizermaat als docent economie en bedrijfseconomie voor de klas.